SGA & dysmaturen
Small for Gestational Age (SGA)
Om te bepalen of een baby normaal of te klein is voor de zwangerschapsduur worden het geboortegewicht en de geboortelengte vergeleken met de gegevens van een grote groep baby’s die bij dezelfde zwangerschapsduur werden geboren, de zogenaamde ‘normale groeicurve voor de zwangerschapsduur’.
De termen ‘te klein geboren’, ‘dysmatuur’ of ‘small for gestational age (SGA)’ worden gebruikt voor kinderen die bij de geboorte te klein waren voor de zwangerschapsduur. Te klein voor de zwangerschapsduur betekent dat een baby behoort tot de 2,3 % kleinste baby’s. De onderste 2,3 % lijn van de normale groeicurve wordt ook wel de –2 standaard deviatie score (SDS) lijn genoemd.
Tegenwoordig wordt een baby die bij de geboorte te klein is voor de zwangerschapsduur ‘SGA’ genoemd. Experts zijn recent overeengekomen dat er van SGA sprake is indien het geboortegewicht of de geboortelengte of beide onder de –2 SDS lijn vallen voor de zwangerschapsduur. Dit betekent dat sommige SGA baby’s alleen een te laag geboortegewicht hebben, andere baby’s alleen een te kleine geboortelengte en er zijn ook baby’s die bij de geboorte zowel een te laag gewicht als een te kleine lengte hebben.
Diagnose SGA
Voor het stellen van de diagnose SGA is het van groot belang dat alle kinderen bij de geboorte nauwkeurig worden gemeten. Dit betreft zowel geboortegewicht, als ook de geboortelengte en de hoofdomtrek. Als deze metingen niet direct na de geboorte kunnen plaatsvinden vanwege ernstige prematuriteit en/of beademing of ziekte van de baby, dan moeten deze metingen zo spoedig mogelijk worden verricht zodra de conditie van het kind het toelaat. Vervolgens kunnen de metingen worden vergeleken met de ‘normale groeicurve voor de zwangerschapsduur’ (zie Figuur 1).
Oorzaken van SGA
SGA kan door vele factoren worden veroorzaakt. Soms spelen bepaalde moederlijke factoren een rol, zoals hoge bloeddruk, roken, chronische ziekte, ondervoeding,of bepaalde medicijnen. In andere gevallen blijkt de placenta (moederkoek) onvoldoende te functioneren of heeft de ongeboren baby zelf een afwijking waardoor de groei wordt belemmerd, of is er sprake van meerdere baby’s. Maar in de meeste gevallen is het niet bekend waarom een baby bij de geboorte te klein is.
Normale groeicurve na de geboorte
Alle kinderen groeien vanaf het prilste begin, dus zowel vóór als na de geboorte. Het ene kind groeit sneller dan het andere en daardoor wordt het ene kind langer en blijft het andere kleiner. Hetzelfde geldt voor de toename van het gewicht en de hoofdomtrek. Om de normale groei van lengte en gewicht van kinderen te kunnen beoordelen worden om de 15 jaar enkele duizenden gezonde Nederlandse kinderen met een leeftijd tussen de 0 en 21 jaar gemeten. Uit die informatie worden de zogenaamde ‘normale’ groeicurven voor lengte, gewicht en schedelomtrek per leeftijd gemaakt. Er bestaan vrij grote verschillen in lengte, gewicht en hoofdomtrek tussen gezonde kinderen van dezelfde leeftijd. Daardoor is de variatie per leeftijd vrij groot.
Afwijkende lengtegroei
Na de geboorte zal ieder kind in de eerste twee levensjaren zijn/haar ‘eigen groeilijn’ opzoeken. Daarna blijven kinderen ongeveer volgens hun eigen ‘groeilijn’ groeien. Die groeilijn is voor een belangrijk deel erfelijk bepaald: kinderen van lange ouders volgen meestal een hogere lijn in de groeicurve en worden langer, kinderen van kleine ouders volgen meestal een lagere lijn en blijven kleiner. Op basis van de ouderlengte kan een zogenaamde ‘doellengte’ worden bepaald, gebaseerd op de lengten van beide ouders. De formule die hierbij hoort is: de lengte van de vader + lengte van de moeder, gedeeld door 2, en dan 11 cm erbij tellen voor jongens en 4 cm eraf halen voor meisjes. In de eerste twee levensjaren kan de ‘groeilijn’ van een gezond kind nog verschuiven, naar een hogere lijn indien beide ouders groot zijn of een van hen erg groot, of juist naar een lagere lijn indien beide ouders klein zijn of een van hen erg klein.
Inhaalgroei na de geboorte
De meeste te klein geboren (SGA) kinderen zullen na de geboorte hun groei versnellen. Door deze inhaalgroei wordt in 90% een normale lengte boven de –2 SDS lijn bereikt. Spontane inhaalgroei vindt meestal plaats tot de leeftijd van twee tot drie jaar. SGA kinderen die zeer prematuur werden geboren kunnen nog inhaalgroei laten zien tot op een leeftijd van vijf jaar.
Groeihormoonbehandeling
Groeihormoonbehandeling van te kleine SGA kinderen geeft een goede versnelling van de groei en is veilig gebleken, ook op de lange termijn. Behandeling met 1 mg groeihormoon/m2 lichaamsoppervlak/dag leidt tot een normale volwassen lengte bij 85% van de SGA kinderen en in 98% tot een volwassen lengte die vergelijkbaar is met de ouders. Een hogere groeihormoondosis is voor de meeste kinderen niet nodig. Groeihormoonbehandeling heeft ook een positief effect op de lichaamssamenstelling, bloeddruk, cholesterolspiegels, en leidt tot een vermindering van probleemgedrag. Nadelige bijwerkingen worden niet gevonden. Indien er suikerziekte voorkomt bij de ouders of broers/zusjes, wordt aangeraden om voor de zekerheid de suikerstofwisseling regelmatig te controleren.
Groeihormoonspiegels
Groeihormoon is een belangrijk hormoon dat er voor zorgt dat kinderen kunnen groeien. Het wordt gemaakt in de zogenaamde hypofyse, een klier onder aan de hersenen. Vanuit de hypofyse wordt regelmatig groeihormoon uitgescheiden in het bloed. In de lever wordt onder invloed van groeihormoon een aantal groeifactoren gemaakt die samen met het groeihormoon de botgroei stimuleren, waardoor het kind groeit. Naast een stimulerende werking op de botgroei, hebben zowel groeihormoon als de groeifactoren een positieve werking op vele andere weefsels en organen.
Tot een aantal jaren geleden werd algemeen aangenomen dat te kleine SGA-kinderen geen tekort aan groeihormoon hadden. Inmiddels is bekend dat ongeveer 20-25% van de te kleine SGA kinderen wel tekenen heeft van een gedeeltelijk tekort aan groeihormoon met een onvoldoende oploop van groeihormoonspiegels in het bloed tijdens groeihormoon-stimulatietests.
Andere effecten
Groeihormoonbehandeling heeft ook een positief effect op de lichaamssamenstelling (meer spierweefsel en minder vet). Er wordt een verlaging van de bloeddruk gevonden en een daling van de totale en LDL-cholesterolspiegels in het bloed.
Voorafgaande aan de groeihormoonbehandeling werd in één van de studies een psychologisch onderzoek verricht. Vrijwel alle kinderen bleken problemen te hebben. Dit uitte zich op verschillende manieren, o.a. door hyperactief gedrag, minder goede schoolresultaten, het hebben van minder vriendjes etc. Na twee jaar groeihormoonbehandeling was er een duidelijke verbetering te zien met vermindering van het probleemgedrag. Er werd na twee en negen jaar behandeling zelfs gevonden dat de kinderen iets beter presteerden op het gebied van rekenkundige tests. Dit laatste wordt op dit moment verder onderzocht.
De ontwikkeling van de groeischijven in de botten (zogenaamde botrijping) wordt niet door groeihormoonbehandeling versneld, dus het heeft geen invloed op het aantal jaren dat een kind nog kan groeien. De behandeling heeft ook geen invloed op de leeftijd waarop de puberteit start en op de ontwikkeling van de puberteit. De totale groei tijdens de puberteit (puberteitsgroeispurt) is vergelijkbaar met leeftijdsgenoten, zowel bij jongens als meisjes.
In geen van de studies werden nadelige bijwerkingen gevonden, ook niet op de lange termijn. Wel werden tijdens de groeihormoonbehandeling hogere insulinespiegels in het bloed gevonden, zoals ook in andere met groeihormoon behandelde kinderen zonder SGA wordt gevonden, maar de glucose(suiker)spiegels bleven volstrekt normaal.
Langetermijneffecten
Na het stoppen van de groeihormoonbehandeling, die gemiddeld tien jaar duurde, bleef de bloeddruk op hetzelfde niveau als tijdens de behandeling, dus lager dan bij de start. Ook de cholesterolspiegels in het bloed, die tijdens de groeihormoonbehandeling waren gedaald, bleven na de stop van groeihormoon op hetzelfde niveau. De insulinespiegels daalden weer naar normale waarden voor de leeftijd, terwijl de glucosespiegels normaal bleven.
Op basis van de positieve bevindingen tijdens de studies, werd groeihormoonbehandeling met 1 mg/m2 lichaamsoppervlak/dag zowel in Europa als in de USA geregistreerd als behandeling van te kleine lengte van SGA kinderen. In Nederland wordt de groeihormoonbehandeling vanaf juni 2005 door de Zorgverzekeraars vergoed, mits wordt voldaan aan de bepaalde voorwaarden (zie onder).
Welke SGA geboren kinderen moeten worden verwezen voor nader onderzoek door een kinderarts?
SGA geboren kinderen die op de leeftijd van twee jaar nog een lengte hebben beneden de –2 SDS lijn en geen tekenen van inhaalgroei meer laten zien, hebben een sterk verhoogde kans op een te kleine volwassen lengte en moeten voor verder onderzoek worden verwezen naar een kinderarts of kinderarts-endocrinoloog (kinderarts gespecialiseerd in groeistoornissen en hormonale problemen).
Welke kinderen komen in aanmerking voor vergoeding van groeihormoonbehandeling? Kinderen met:
- een geboortelengte < -2 SDS lijn (gecorrigeerd voor de zwangerschapsduur);
- een lengte < -2,5 SDS lijn, en ten minste 1 SDS onder de doellengte;
- een leeftijd van 4 jaar en ouder;
- geen tekenen van inhaalgroei in het voorgaande jaar.
Kinderen met de volgende problemen zijn uitgesloten van groeihormoonbehandeling:
- lage schildklierhormoonspiegels (hypothyreoìdie) of glutenovergevoeligheid (coeliakie);
- chromosomale afwijking of syndroom, behalve Silver Russell syndroom;
- chronische ziekte, kwaadaardige ziekte of hormonale afwijking;
- medicijnen die invloed hebben op de groei;
- skeletafwijking;
- ernstige psychische problemen;
- groeischijven vrijwel gesloten.
Om in aanmerking te kunnen komen moet een te klein SGA kind worden onderzocht door een kinderarts-endocrinoloog. Alleen die kan groeihormoonbehandeling aanvragen bij de Nederlandse Groeistichting. Als een kind aan alle bovenstaande voorwaarden voldoet zal de Nederlandse Groeistichting een positief advies voor groeihormoonbehandeling sturen naar de Zorgverzekeraar van het kind. Als die ook akkoord gaat, dan kan de groeihormoonbehandeling worden gestart door de kinderarts-endocrinoloog. Tijdens de behandeling moet een kind elke drie maanden door de kinderendocrinoloog, eventueel in samenwerking met de eigen kinderarts, worden onderzocht.
SGA studie
In samenwerking met diverse kinderartsen, wordt er vanuit het Sophia Kinderziekenhuis Rotterdam nog een SGA studie verricht om de effecten van groeihormoonbehandeling op de ontwikkeling van te kleine kinderen te onderzoeken. Alle kinderen worden net als andere te kleine SGA kinderen met groeihormoon behandeld, maar er worden extra tests verricht om de
ontwikkeling te bekijken.
Bron: Kleine Maatjes, artikel door Prof. Dr. A.C.S. Hokken-Koelega, kinderarts, Erasmus Universitair Medisch Centrum Rotterdam/Sophia Kinderziekenhuis, en directeur Nederlandse Groeistichting