Huilen
De tijd op de neonatologie-afdeling is geen pretje geweest voor een pasgeboren kind. Er is veel geprikt, er zijn slangetjes ingebracht, het kind heeft pijn gehad en er was vaak veel licht en herrie op tijden dat het kind wilde slapen, ondanks alle goede bedoelingen van de verzorgers. Dat staat in groot contrast met de maanden die de baby net gewichtloos had doorgebracht in een warme, stille, donkere baarmoeder.
Daar komt bij dat op tijd geboren baby’s goed kunnen aangeven als ze pijn hebben of iets vervelend vinden: die zetten een keel op en maaien met de armen en benen. Te vroeg geboren baby’s zijn daar meestal te zwak voor en door alle slangen kunnen ze minder goed bewegen of geluid maken.
De vervelende tijd in het ziekenhuis heeft zijn weerslag op het gedrag van te vroeg geboren kinderen. Eenmaal thuis huilen ze vaak meer en schrikken ze sneller dan op tijd geboren kinderen. Vaak hebben ze de neiging om rug, armen en benen te veel te strekken en het hoofd naar achteren te duwen. Juist van dat overstrekken worden kinderen heel onrustig en ze drinken er vaak slechter door. Daarnaast hebben de kinderen meestal nog geen goed dag/nacht-ritme als ze thuis komen uit het ziekenhuis. Dat komt niet alleen doordat het zenuwstelsel nog niet rijp is, maar ook doordat ze in het ziekenhuis vaak gestoord werden in hun slaap, ook ‘s nachts. En ook doordat hun zenuwstelsel nog niet rijp is.
Voor ouders is het belangrijk om erop te letten dat ze zelf niet doordraaien. Zeker in het begin wordt er voortdurend een beroep op hen gedaan. Te vroeg geboren baby’s huilen over het algemeen het eerste half jaar thuis veel langer. Het huilen klinkt hoger en klaaglijker. Dat geeft ouders eerder het gevoel dat er iets aan de hand is. Ze kunnen er bovendien geïrriteerd door raken, hoeveel ze ook van hun kind houden.
Huildagboek
Om niet in een vicieuze cirkel terecht te komen – zelf steeds vermoeider raken, prikkelbaarder worden en minder kunnen verdragen, waardoor het kind nog meer gaat huilen – is het verstandig om praktische oplossingen te verzinnen. Af en toe een nacht apart slapen, overdag proberen bij te slapen en als het kan een keer een oppas vragen. Als ouders het idee krijgen dat ze het huilen niet meer kunnen verdragen, kan het helpen om een huildagboek bij te houden. Daarin kan per uur genoteerd worden of een kind slaapt, huilt, eet of gewoon wakker is.
Patroon
Na een paar dagen wordt meestal een patroon zichtbaar. Misschien blijkt dan dat een kind altijd een vast huiluurtje heeft, of bijvoorbeeld altijd na de voeding huilt. Weten hoe het patroon is, kan al wat draaglijker maken. Ook kunnen ouders proberen bezigheden te verzinnen voor die moeilijke uren: in bad doen, ronddragen in een draagzak of met de baby op de bank gaan liggen bijvoorbeeld.