Ons telefoon: (010) 737 0256 Ons e-mailadres: info@care4neo.nl

Overplaatsing & Ontslag

Overplaatsing & ontslag

Overplaatsing van je kindje of ontslag uit het ziekenhuis kunnen stressvolle momenten zijn voor jou en je kindje. Lees hieronder meer wat je kan verwachten op deze momenten.

Ontslagcriteria

De meeste ziekenhuizen hebben strakke protocollen en criteria losgelaten, maar in grote lijnen zijn ze er natuurlijk nog wel. Je kindje moet immers veilig naar huis kunnen. Dat betekent dat de artsen ervan overtuigt zijn dat hij bijvoorbeeld zichzelf op temperatuur kan houden, dat hij zijn voedingen kan drinken en binnen kan houden, zijn groeilijn blijft stijgen en natuurlijk mag hij geen dipjes meer hebben.

En dat jullie de zorg voor je kind goed aankunnen. Dat laatste is misschien wel het belangrijkste, want er zijn ook kinderen die naar huis gaan met een sonde, of met zuurstof, of die nog aan de bewaking liggen. Als je daar als ouder goed mee om kunt gaan, en als de huisarts en de wijkverpleegkundigen je kunnen bijstaan en achter je staan, is dat lang niet zo’n groot probleem als je van te voren misschien dacht.

Er zijn ook ziekenhuizen die de regel hanteren dat je kindje niet meer dan zes of zeven voedingen per dag nodig mag hebben en dat hij ‘s nachts doorslaapt, maar de meeste ziekenhuizen laten dit toch aan de ouders over. Bovendien: als het kind eenmaal thuis is, bepaalt hij zelf ook mee of hij doorslaapt of niet, alle regels van het ziekenhuis ten spijt.

Er zijn ook nog ziekenhuizen die vinden dat een kindje tenminste 36 (zwangerschaps-)weken oud moet zijn, maar de meeste hebben dit als regel losgelaten.

Van algemeen ziekenhuis naar NICU

De babylance is nodig als er geen tijd meer is om een zwangere vrouw over te plaatsen naar een ziekenhuis met een speciale Intensive Care afdeling voor pasgeborenen (NICU) of als pas na de geboorte blijkt dat het kind extra intensieve zorg nodig heeft. Een babylance is een speciaal voor pasgeborenen ingerichte ambulance met veel mogelijkheden: bijna een kleine intensive care afdeling. Het vervoer wordt begeleid door een neonatoloog (gespecialiseerd kinderarts voor pasgeborenen) die het kind in het algemene ziekenhuis komt ophalen en het ambulancepersoneel is speciaal opgeleid.

Ouders worden, als het kan, in de gelegenheid gesteld om hun kind te zien voordat het kind wordt overgeplaatst en krijgen soms een foto voordat hij op weg gaat. Afscheid nemen van je kind is altijd moeilijk en vooral als je nog aan het bijkomen bent na een keizersnee, kan het zijn dat je je later niet eens meer herinnert dat je afscheid hebt genomen, als de gelegenheid er al voor was. Vraag aan je partner of verpleegkundige om eventueel de gehele periode nog eens te vertellen. Als je kind naar een ander ziekenhuis moet is dat altijd angstig en stressverhogend.

In dit geval, als je kind moet worden overgeplaatst naar een Intensive Care ziekenhuis, kunnen de ouders niet mee. Er is een chauffeur, een verpleegkundige en een arts, die ruimte nodig hebben om tijdens het vervoer de zorg te kunnen bieden. Vaders mogen ook niet achter de babylance aanrijden. Dit brengt een groot risico op ongelukken met zich mee omdat de babylance met zwaailicht en sirene rijdt. Dit geldt ook als een baby naar een andere centrum vervoerd moet worden voor een specifieke intensieve zorg behandeling.

Van NICU naar High of Medium Care

In het ziekenhuis wordt dit ‘terugplaatsing’ genoemd, ouders noemen het liever ‘overplaatsen’. En vaak komt het plotseling voor de ouders: het gaat beter met je kindje, zelfs zo goed dat hij de NICU niet meer nodig heeft. Je kind kan overgeplaatst worden naar een afdeling waar minder intensieve zorg gegeven wordt. Voor veel ouders voelt dit moment ‘dubbel’ aan. Natuurlijk is het geweldig wanneer je kind zo goed vooruit gaat dat het de zorg van de NICU niet meer nodig heeft. Maar het moet nog steeds in het ziekenhuis blijven, op een afdeling die je nog niet kent en waar het er anders aan toe gaat dan op de NICU. Zowel voor de ouders als voor het kind is een overplaatsing dan ook vaak flink wennen.

Je kind kan overgeplaatst worden naar een andere afdeling (binnen hetzelfde ziekenhuis) of naar de Neonatologieafdeling van een algemeen ziekenhuis. Bijna altijd is dat naar de post-IntensiveCare/HighCare-afdeling (post-IC-HC), maar het kan ook zo goed gaan dat je kind naar een medium-careafdeling kan (MC) . De kinderen krijgen hier dezelfde zorg, maar op de postIC-HC kunnen ze ook kinderen aan die nog wat jonger zijn en meer zorg nodig hebben, zoals CPAP. In sommige gevallen worden de kinderen vanuit de post-IC-HC in een later stadium nog weer overgeplaatst naar een MC, maar in veel gevallen mag het kind hierna mee naar huis. De criteria om in aanmerking te komen verschillen van ziekenhuis tot ziekenhuis; het belangrijkste is dat het ziekenhuis waar het kind naar toe gaat de zorg kan geven die jouw kind mogelijk nodig heeft.

Voorbereiden op de overplaatsing

Wanneer je van te voren weet dat je kind binnenkort overgeplaatst wordt, kun je je misschien voorbereiden. Zo kun je alvast een kijkje nemen op de afdeling waar je kind naar toe gaat. Soms komt het voor dat je kind vrij onverwacht overgeplaatst wordt. Bijvoorbeeld wanneer er te weinig plaatsen op de NICU zijn en je kind stabiel genoeg is om naar een andere afdeling te gaan. Dan zal het er mogelijk wat haastig aan toe gaan en heb je minder tijd om je emotioneel of praktisch voor te bereiden. Terugplaatsen (of overplaatsen) is altijd ingrijpend, zowel voor de ouders als voor het kind. Voor de ouders komt het vaak te vroeg, het gaat ineens heel snel.

Afscheid van de NICU

Kort voordat je kind overgeplaatst wordt, heb je een ‘ontslag’gesprek met de kinderarts, meestal met een van de vaste verpleegkundigen van je kind erbij. Tijdens dit gesprek wordt teruggeblikt op de behandeling die je kind op de NICU heeft gekregen en wordt je nog eens vertelt hoe het nu medisch gezien met je kind gaat. De medische en verpleegkundige gegevens van je kind worden doorgegeven aan de afdeling waar het naartoe gaat. In sommige ziekenhuizen is ook sprake van een overdracht van de kant van de ouders: hierin schrijf je hoe je zelf gewend bent met je kind om te gaan, en bijvoorbeeld op welke manier jij deelneemt aan de zorg. Ook al is dat in jouw ziekenhuis niet gebruikelijk, dan wil dat nog niet zeggen dat je niet zo’n persoonlijke overdracht kunt maken: het nieuwe ziekenhuis zal er blij mee zijn en je kind vaart er wel bij!
Je kunt een uitdraai van het medisch dossier van je kind opvragen, dat kan nog tien jaar. Je hebt altijd recht op inzage in het medisch dossier van je kind en (eventueel tegen betaling van een redelijke vergoeding) op kopieën hiervan. Een praktische mogelijkheid is een kopie te vragen van de ontslagbrief: hierin staan alle relevante gegevens.

Een of twee dagen nad het gesprek met de kinderarts wordt je kind klaargemaakt voor vertrek. Je pakt zijn persoonlijke spullen in en de verpleging legt hem in een transport- of reiscouveuse met bewakingsapparatuur. Zo wordt je kind naar de andere afdeling gebracht. Of, in het geval van overplaatsing naar een ander ziekenhuis, de ambulance in gereden. Wanneer je baby overgeplaatst wordt naar een ander ziekenhuis mag meestal een van de ouders meerijden in de ambulance.

De ambulance

Het vervoer gebeurt meestal met een gewone ambulance, met een brancard waarop een transportcouveuse is vastgezet. Over het algemeen heeft je baby dan niet meer de specifieke babylancezorg nodig, en gaat er ook geen arts mee, wel een speciaal opgeleide verpleegkundige.

Soms is het mogelijk dat een van de ouders meerijdt tijdens dit vervoer. Een tip is om in het ziekenhuis waar je kind ligt al van te voren duidelijk aan te geven dat je beslist mee wilt en van te voren gebeld wilt worden. Misschien is het mogelijk foto’s te (laten) maken van het overplaatsen zelf, als herinnering voor later.

Wennen

De periode dat je kind op de NICU heeft gelegen is een bijzondere, emotionele periode geweest. Je hebt je grote zorgen gemaakt, het was een spannende tijd. Misschien heb je je in het bijzonder gesteund gevoelt door bepaalde verpleegkundigen of artsen, ben je vertrouwd geraakt met het reilen en zeilen op de NICU en zie je er tegenop kennis te maken met de nieuwe gezichten en regels van een andere afdeling.

Het kan even flink wennen zijn na de overplaatsing. Op een High Care en zeker op een Medium Care couveuseafdeling is minder apparatuur, minder medisch personeel en er zijn minder controles. Soms ben je gewend aan een bepaalde manier van zorg die in het nieuwe ziekenhuis niet of anders wordt toegepast. In de kleinere ziekenhuizen kan het voorkomen dat er zelfs helemaal geen verpleegkundige in de zaal is. Nu je gewend bent dat er altijd iemand met een half oog op je kind let kan dat onveilig voelen. Toch wordt je kind ook goed in de gaten gehouden wanneer je geen verpleegkundige in de buurt ziet (bijvoorbeeld met een babyfoon en een portofoon waarop de monitoralarmen binnenkomen).

Daar komt bij dat veel kinderen een terugslag krijgen door het transport: het is voor hen een stressvol gebeuren en ze moeten ook wennen aan veel dingen die anders gaan. Je ziet bijvoorbeeld dat ze vaker apneus krijgen of meer zuurstof nodig hebben. Binnen een paar dagen gaat het vrijwel altijd weer beter.
Het is niet vreemd om in deze tijd af en toe terug te verlangen naar de situatie op de NICU. Voor je gevoel heeft je kind misschien nog steeds onafgebroken aandacht en zorg nodig: je bent niet anders gewend. Toch is het belangrijk om je te realiseren dat je kind goed genoeg vooruit gegaan is om de veranderingen aan te kunnen. Overgeplaatst worden naar een afdeling met minder intensieve zorg is een belangrijke stap in de goede richting: naar huis!

Naar huis

Je ziet het aankomen en toch komt het vaak nog onverwacht: je kindje mag naar huis. Het kan zichzelf op temperatuur houden, het groeit goed en het drinken gaat ook goed. Soms mogen kinderen ook met sondevoeding naar huis: dan zul je geleerd hebben om daarmee om te gaan. En soms heeft een kindje ook nog andere speciale voorzieningen nodig waarmee je hebt leren omgaan. De meeste ouders zijn vreselijk blij maar vinden het ook een beetje of erg ‘eng’.

Rooming in

Als je niet de mogelijkheid hebt gehad om dag en nacht bij je kind te zijn in een couveusesuite, is het goed om te vragen naar de mogelijkheid om kort voor het ontslag van je kindje in te roomen. Veel ziekenhuizen hebben een ‘ouderkamer’ waar je 24 of 48 uur zelf of samen met een eventuele partner voor je kind kunt zorgen. Als je dan nog vragen hebt, of ergens onzeker over bent, zijn de verpleegkundigen binnen handbereik om ze te stellen of om je even op weg te helpen.

Ontslaggesprek

In het ontslaggesprek komt alles ter sprake wat van belang is om je het vertrouwen te geven dat je het nu echt helemaal zelf kunt. In de meeste gevallen heb je je kind al regelmatig zelf verzorgd: verschoond, gevoed, in bad gedaan. Als je je er nog onzeker over voelt, is het goed dat te vertellen: alleen dan kan er over gepraat worden. Zo kun je twijfelen over de slaapgewoonten van je kind: de meeste ouders kennen hun kind alleen overdag of ‘s avonds en niet de nachten. Belang­rijk – in verband met risico’s op wiegendood – is dat je kind gewend is aan rugligging! Vraag daarnaar als je er niet zeker over bent!

Je krijgt informatie mee over de soort, hoeveelheid en aantal voedingen. Als je borstvoeding geeft, krijg je daarover nog extra adviezen: bijvoorbeeld of je je kind regelmatiger moet (laten) wegen, in het ziekenhuis of bijvoorbeeld bij het consulta­tiebureau. Zeker als je je onzeker voelt over de vraag of je kind wel genoeg drinkt, is dat aan te raden. Je krijgt misschien een lijstje mee van medicijnen die je kind nog moet hebben en hoe je die moet geven. Enkele kinderen gaan met zuurstof naar huis – daar moet je mee leren omgaan.

Er wordt je ook verteld waar je terecht kunt met acute vragen: vaak is dat de neonatologieafdeling, waar dag en nacht iemand aanwezig is en waar men je kind kent. En er wordt een afspraak gemaakt voor de eerste controle op de polikliniek. Sommige ziekenhuizen zetten een overdracht voor de thuiszorg op papier. Het is handig om hiervan een kopie te vragen.

Voorbereidingen thuis

Misschien heb je thuis alles al geregeld en alle benodigde babyspullen in huis gehaald. Misschien is het kamertje van je kind al klaar. Maar het kan ook zijn dat de geboorte je heeft overvallen en dat je er nog niet aan toe bent gekomen. Geeft niet, alles wat je nodig hebt, is een veilige plek waar je kind kan slapen. Een ledikantje of wiegje is fijn, maar ook de kinderwagen en eventueel een wasmand (controleer wel op scherpe randjes!) kan tijdelijk dienst doen als slaapplek.

Reserveer een plek in huis om je kind te kunnen verzorgen. Dat kan een gewone tafel zijn met desnoods alleen een paar dikke handdoeken erop en alle benodigdheden om je kind in bad te kunnen doen. En natuurlijk de gewone dingen zoals flesvoeding en flesjes als je geen borstvoeding geeft, kleertjes, luiers, doekjes, washandjes en handdoeken, lakentjes en een dekentje.

RS Virus

Het RS-virus (Respiratoir Syncytieel Virus)

Het RS-virus (Respiratoir Syncytieel Virus) is het meest voorkomende verkoudheidsvirus bij jonge kinderen. Het komt meestal voor in de winter, van november tot en met maart. De piekmaanden zijn vaak december en januari.

Mensen van alle leeftijden kunnen besmet raken met het RS-virus. Volwassenen hebben meestal alleen milde verkoudheidsklachten, ook de meeste kinderen worden alleen verkouden. Maar er zijn ook kinderen die wel erg ziek worden van het RS-virus.

Hoe verloopt het RS-virus

Een besmetting met het RS-virus lijkt in de meeste gevallen op een gewone neusverkoudheid. Voor baby’s onder de 2 jaar, en met name onder de 6 maanden, kan een infectie met het RS-virus gevaarlijk zijn. Ook te vroeg geboren kinderen en kinderen met een aangeboren hartafwijking of het syndroom van Down, hebben een verhoogd risico om ernstig ziek te worden.

In het begin hebben kinderen meestal een beetje koorts, een loopneus en verstopte neus. Vaak met een lichte hoest en oorpijn. Na een paar dagen worden de meeste kinderen weer beter.

Sommige kinderen worden erg ziek. Het kindje krijgt het dan benauwd (het ademen gaat moeilijker) en hoest veel. Vaak zijn dan de kleinste buisjes in de longen ontstoken. Dit heet bronchiolitis. Als je kind zo ziek is, dan heeft het minder energie en drinkt hij vaak nog maar kleine beetjes. Benauwdheid herken je aan een snellere ademhaling. En bij het inademen trekt de huid tussen de ribben naar binnen en de neusvleugels gaan mee bewegen met de ademhaling.

Twijfel je of je kindje erg ziek is van het RS-virus? Neem dan contact op met je behandelend arts of huisarts.

RS-virus preventie tips

Besmetting met het RS-virus kun je nooit helemaal voorkomen, maar er zijn wel maatregelen die je kunt nemen die de kans op besmetting verkleinen. Het is aan te raden om het volgende te doen:

  • Was je handen vaak met zeep en water.
  • Bij niezen, gebruik een papieren zakdoek of hoest in je elleboog.
  • Gebruik een zakdoek maar één keer en gooi hem daarna weg.
  • Houd pasgeboren baby’s uit de buurt van hoestende en niezende mensen.
  • Borstvoeding beschermt pasgeboren baby’s tegen het RS-virus. De antistoffen in moedermelk helpen infecties te voorkomen.
  • Maak dagelijks speelgoed schoon dat kinderen in hun mond nemen, gebruik hiervoor gewone schoonmaakmiddelen.


Download voor meer informatie het RS-virus factsheet.

Sluiten