Ons telefoon: (010) 737 0256 Ons e-mailadres: info@care4neo.nl

« Terug naar het nieuwsoverzicht

Een beknopte geschiedenis van de vooruitgang in Neonatale zorg

Voortgang_neo_3.jpgzondag 16 oktober 2022

Het is moeilijk te geloven dat nog maar een eeuw geleden, zieke en te vroeggeboren baby’s, zonder enige medische interventie vanuit het ziekenhuis naar huis gestuurd werden; vele van deze kinderen overleefden hun eerste levensjaar niet. De eerste neonatale intensive care units (NICU) ontstonden pas in 1922 in Amerikaanse ziekenhuizen. Voor die tijd- aan het einde van de 19de eeuw werden er wel steeds meer speciale zorg-methodes ontwikkeld.

Geschreven door: Elizabeth Payne (vertaald door Care4neo)

Voortgang_neo_1

Het pre-NICU tijdperk (tot aan 1950)

Voortgang_neo_2Pierre-Constant Budin (9 november 1846 – 22 januari 1907)

Pierre-Constant Budin, een Franse obstetricus, was een pionier in de zorg rondom baby’s in een risicogroep en wijdde zijn carrière aan het reduceren van kindersterfte. Hij moedigde het voorlichten van nieuwe moeders aan, over de juiste voeding en hygiëne voor hun baby’s. Doordat hij wist welke risico's besmette koemelk kon vormen voor pasgeborenen, drong hij aan op het gebruik van moedermelk in plaats van koemelk. Hij was van mening dat gesteriliseerde koemelk alleen moest worden gebruikt als de moedermelk in kwaliteit en/of hoeveelheid niet voldoende was. Ook bracht hij de maagsonde (een techniek waarbij voeding via een buisje direct naar de maag wordt gebracht) onder de aandacht, om zo te vroeggeboren baby’s te helpen de juiste voeding binnen te krijgen. Budin startte zijn carrière als de assistent van Etienne Stephane Tarnier, een andere obstetricus die onmisbaar was in de ontwikkeling van neonatale zorg.

Baby’s die te vroeg geboren worden kunnen zichzelf vaak moeilijk warm houden en een couveuse helpt deze baby’s hiermee. Zij kunnen zo hun energie gebruiken om te groeien en aan te komen. Tarnier erkende dit en ontwikkelde een zogenaamde ‘crude isolette’ (een houten doos met een glazen deksel en een kruik erin) om de te vroeg geboren baby’s in te leggen. Het werk van Tarnier in de Franse kraamkliniek waar hij werkzaam was, droeg bij aan een daling van 28% van de kindersterfte binnen drie jaar. De techniek van Tarnier werd opgepikt door een leerling van Budin, Martin Couney, die aanzienlijk minder conventionele methoden gebruikte om medische zorg voor premature baby's buiten Frankrijk populair te maken.

Voortgang_neo_3Rondom de eeuwwisseling lieten veel ziekenhuizen, zowel in Amerika als in Europa het niet toe dat technologie zoals couveuses, werden gebruikt. Couney zag juist wél de potentie die de couveuse had bij de zorg voor te vroeg geboren baby’s. Dr. Couney bood kosteloos couveusezorg aan voor te vroeg geboren baby’s, door middel van kaartverkoop bekostigde hij deze zorg. Vanaf 1903 toonde hij de baby’s als een soort attractie op Coney Island in de Verenigde Staten en vroeg aan toeschouwers vijfentwintig cent per persoon om deze baby's te bekijken én ook de technologie die hen in leven hield. Soortgelijke ‘attracties’ werden opgezet in Europa als deel van beurzen en exposities, inclusief de in 1933 gehouden New York World’s Fair en de in 1939 gehouden Chicago World’s Fair. Ondanks dat het tentoonstellen van te vroeg geboren baby’s zeker moreel verwerpelijk is, heeft het toch de weg vrijgemaakt voor de moderne neonatale zorg. Dr. Couney stierf in 1950, kort nadat Amerikaanse ziekenhuizen couveuses begonnen te gebruiken voor de zorg van te vroeg geboren baby’s

Het ontstaan van de Moderne NICU (1950-1970)

Artsen en wetenschappers schreven al in de zeventiende eeuw over de zorg voor zieke en te vroeg geboren baby’s, maar het duurde nog 300 jaar voordat deze baby’s ook echt gespecialiseerde ziekenhuiszorg kregen. Tot ongeveer halverwege de twintigste eeuw werden de meeste van deze baby’s zonder medische interventie naar huis gestuurd en af en toe kwam er een verpleegkundige met hen mee naar huis. Pas na de Tweede Wereldoorlog begonnen ziekenhuizen gespecialiseerde zorgafdelingen voor zuigelingen te openen, de voorloper van de hedendaagse NICU’s.

De oprichting van gespecialiseerde zorgafdelingen voor zuigelingen werd aangewakkerd door het besef dat warmte, vochtigheid en een constante stroom van zuurstof de overlevingskansen van zieke en te vroeggeboren baby’s kon verhogen. Met andere woorden: ziekenhuizen konden medische interventies toepassen om baby’s te helpen overleven, in plaats van hen zonder zorg naar huis te sturen, waar de kans op overlijden groter was. Ziekenhuizen waren in de eerste instantie terughoudend in het gebruik van couveuses vanwege de kosten, het feit dat het lastig was om de baby’s fysiek te bereiken en het gebrek aan bewijs van hun effectiviteit. Dr. Couney zijn tentoonstellingen gaven bewustwording aan de effectiviteit van de couveuse. Ziekenhuizen werden daardoor aangemoedigd om de technologie over te nemen. Dit gaf weer het zetje voor de ontwikkeling van de Hess couveuse, bedacht door Dr. Julian Hess van het Reese Ziekenhuis in Chicago. Naast warmte en vochtigheid leverde de Hess couveuse ook zuurstof aan de zuigelingen. In het daarop volgende decennium werden couveuses met doorzichtige wanden geïntroduceerd, zo konden artsen en verpleegkundigen de zuigelingen makkelijker observeren en bereiken.

Gedurende deze periode begonnen artsen zich nog meer het gevaar van infecties bij zuigelingen en zéker bij te vroeg geboren zuigelingen te realiseren. Alleen werd de manier waarop infecties zich verspreiden helemaal verkeerd geïnterpreteerd; er werd gedacht dat de andere baby’s op de zuigelingenafdeling het grootste gevaar vormden voor de zieke kinderen en baby’s. Niemand bedacht dat een baby ziek zou kunnen worden van een gezonde volwassene.

Dr. Louis Gluck was cruciaal in het bewijzen dat deze gedachtegang verkeerd was. Samen met Sumner Yaffe, Norman Kretchmer en Harold Simon deed Gluck een aantal experimenten waarbij twee sets baby’s betrokken waren, het ene duo werd dagelijks gewassen, het andere niet. Zij namen monsters van beide duo’s en vergeleek de resultaten met elkaar. Zo werd het zeer snel duidelijk dat de baby’s die werden gewassen minder ziektekiemen bij zich droegen. Om aan te tonen dat de kinderen een laag risico hadden om ziektes van elkaar over te nemen, begon Gluck de gewassen en de ongewassen baby’s in dezelfde kraamkamer te verplegen. Tot die tijd werd méér dan 1 te vroeg geboren baby op een kamer hebben gezien als een risico. Aan deze studie deden 25.000 baby’s mee, maar de studie werd nooit afgerond. Het verschil in de gezondheid tussen de twee groepen werd zo duidelijk dat de verpleegkundige alle baby’s regelmatig begonnen te wassen. Het werd aangetoond dat, los van of de baby’s met meerdere op een kraamkamer lagen, de gewassen baby’s beduidend minder ziek werden dan de ongewassen baby’s. Volgens Gluck werd er op 1 van de 9 baby’s nog maar een stafylokok gevonden, één van de bacteriën die tot infecties leiden. Gluck merkte op dat het personeel en de bezoekers zo ver krijgen dat zij hun handen wasten, het grootste probleem was. Dit blijft tot op de dag van vandaag een van de grootste bedreigingen voor de patiënten op de NICU.

Nadat zijn onderzoek hem overtuigde dat slechte hand hygiëne de meer aannemelijke oorzaak was van infecties dan de andere zuigelingen, heeft Gluck de gespecialiseerde zorgafdelingen voor zuigelingen heringericht. Hij moedigde het gebruik van meerdere isolettes en couveuses in één kamer aan, in tegenstelling tot het scheiden van de baby’s in afgezette hokjes. Zo konden artsen, verpleegkundigen en andere zorgverleners makkelijker toegang krijgen tot alle baby’s en hen beter verzorgen. Daarnaast ontwierp Gluck de L/S ratio test, deze bepaalt de rijpheid van de longen van de zuigeling en kan daardoor een indicatie geven van de kans op het ontwikkelen van bepaalde luchtwegaandoeningen. Vanwege deze prestaties wordt Gluck vaak de vader van de neonatologie genoemd.

De hedendaagse NICU en familiebetrokkenheid

Voortgang_neo_4Tot 1970 lag de nadruk bij de zorg van hoog-risico pasgeborenen vooral bij apparaten en was er weinig ruimte voor het betrekken van de familie bij de zorg van de pasgeborene. Dit begon te veranderen vanaf de zeventiger jaren. Het NIDCAP programma (The Newborn Individualized Development Care Assessment Program) werd ontwikkeld door Heidelise Als. Met NIDCAP wordt individuele ontwikkelingszorg voor pasgeborenen bedoeld.

Dit programma moedigde zowel het betrekken van de familie bij de zorg aan, evenals het personaliseren van de zorg van elke baby. Het programma zorgde voor een vermindering van het aantal dagen dat een baby beademend moest worden en verbeterde de resultaten van de kinderen die ontslagen werden vanuit de NICU. In ditzelfde decennium verkregen vaders een ‘niet-bezoeker’ status in de NICU. Zo konden zij ook buiten normale bezoektijden bij hun baby zijn, dit droeg ook weer bij aan het vergroten van de rol die een vader speelt bij de verzorging van zijn baby. Het belang van de band tussen moeder en kind werd erkend en vanaf dit punt werd de hechting tussen moeder en kind ook aangemoedigd. In het volgende decennium werd dit nog eens extra benadrukt door de komst van kangoeroe huid-op-huid contact tussen moeder en kind. Zo werd de hechting versterkt en de hartslag, ademhaling en lichaamstemperatuur van de baby gestabiliseerd, zo werden zij ondersteund bij het groeien en aankomen. Kangoeroeën wordt tegenwoordig aangemoedigd voor alle ouders, los van welk geslacht de ouder heeft.

Het ‘in-roomen’ (een ouder samen met het kind in dezelfde kamer laten overnachten in het ziekenhuis) werd ook in de jaren ’80 geïntroduceerd. Oudere broers en zussen werden meer betrokken bij de verzorging van de baby’s en in deze periode werd ook het bezoeken van de baby door broers en zussen mogelijk gemaakt. Zo werd het mogelijk gemaakt voor het hele gezin om een deel uit te maken van de verzorging van de baby en zó werd ook de noodzaak om opvang te vinden voor de oudere broers en zussen minder groot. Andere gezinsgerichte middelen werden ook beschikbaar, zoals lotgenotencontact en overleg vóór de bevalling, om ouders al tijdens de risico-zwangerschap voor te bereiden op de ingewikkelde situatie waar zij zich eventueel straks in bevinden, mocht hun kind op de NICU terecht komen.

In de jaren ’90 nam het gebruik van technologie én de professionalisering van de kennis rondom prematuur geboren baby’s toe. Dit gaf hoop voor baby’s die in de eerdere decennia misschien wel als kind met weinig kans op leven zouden zijn beschouwd. In de Verenigde Staten werden baby’s die na een zwangerschapsduur van 23 weken werden geboren en/of kleiner dan 500 gram waren, succesvol behandeld. Verbetering in het voedingsmanagement, nieuwe technologie die het mogelijk maakte om vloeistoffen heel precies toe te dienen, het controleren van temperatuur en goede ventilatie, droegen allemaal bij aan de overlevingskansen van deze allerkleinsten.

Voortgang_neo_5De zorg blijft steeds verbeteren en de overlevingskans van een baby die wordt geboren bij 23 weken zwangerschap ligt nu al op 33%; bij 24 weken is dit al 65% (dit zijn cijfers uit de Verenigde Staten). In Nederland zijn de overlevingskansen bij 24 weken zwangerschap 53.2% en bij 25 weken 75.1%. Overleving zonder grote gezondheidscomplicaties is ook toegenomen. Al deze toenames zorgen voor hoop voor te vroeg geboren baby’s én hun ouders. De huidige tendens laat zien dat de overlevingskansen steeds verder zullen stijgen in de komende jaren. Met toenemende technologie en meer bewustwording verandert overleving voor premature en zieke baby's langzaam van een uitzondering naar de standaard.

Care4neo bedankt de volgende organisatie: Project Sweet Peas - NICU Awareness 

en heeft de bovenstaande informatie mogen vertalen van de volgende website: https://www.nicuawareness.org/

De link naar het originele blog: https://www.nicuawareness.org/blog/a-brief-history-of-advances-in-neonatal-care

Bronnen:

« Terug naar het nieuwsoverzicht

Archief > 2022

december

november

oktober

augustus

juni

mei

april

februari

januari

Sluiten